Op het veld is
Club Brugge een topclub met Europese ambities. Maar naast het veld? Daar blijft het wachten. En wachten. En nog wat meer wachten. Terwijl spelers komen en gaan, blijft één droom hardnekkig onaangeroerd: het nieuwe stadion. Negentien jaar staat de wens al op papier. Maar de werkelijkheid? Die blijft steken in procedures, tegenwind en frustratie.
Club Brugge weet al lang wat het wil. Een modern stadion met plek voor 40.000 supporters, een groene parking voor 3.000 wagens, ruimte voor ontspanning én respect voor de buurt. De ideale plek? De Olympiasite. Al sinds 2020 staat die locatie bovenaan het lijstje. De vergunning? Die werd intussen al meermaals toegekend door de bevoegde overheid. Maar telkens opnieuw zetten bezwaarschriften van een kleine groep buurtbewoners het licht weer op oranje.
En dus ligt het dossier nu opnieuw op de tafel van de Raad van State. Twee procedures lopen nog. De Raad voor Vergunningsbetwistingen houdt voorlopig de adem in en wacht met zijn uitspraak tot ook die knopen zijn doorgehakt. Intussen kan Club niets doen. Geen schop in de grond, geen beton gegoten, geen tribune gebouwd.
Buurt spreekt zich nu ook uit vóór stadion
Ironisch genoeg is het lang niet de hele buurt die bezwaar maakt. In tegendeel. Vorige herfst stapte een grotere groep bewoners net naar de rechtbank met de vraag om het stadion wél toe te laten. Zij willen vooruit. Zij zijn het stilstandmoeras beu.
Maar in een rechtsstaat zijn procedures nu eenmaal procedures. En dus schuift alles nog maar eens op. Terwijl de plannen klaarliggen. Terwijl het budget van zo’n 150 miljoen euro vastligt. Terwijl het stadiondossier van Club Brugge een symbool wordt van hoe moeilijk bouwen in Vlaanderen wel niet is.
De tijd tikt verder, de nood blijft groeien
Club Brugge speelt al jaren in een verouderd stadion dat de Europese ambities al lang ontgroeid is. Er is nood aan comfort, capaciteit en commerciële mogelijkheden. Niet in 2030. Maar nu.